Het schepencollege van Stad Brugge besliste op mijn voorstel om een erkenning als onroerenderfgoedgemeente aan te vragen bij de Vlaamse overheid. Daarmee geeft de stad een duidelijk signaal dat de zorg voor het bouwkundig, archeologisch en landschappelijk erfgoed erg belangrijk is.
De toewijding voor landschappelijk, archeologisch en bouwkundig erfgoed behoort al decennia tot het DNA van Brugge.
De vrijwaring van kloostertuinen, stadsvesten, kasteeldomeinen, boomgaarden, waterlopen, polders, meersen en moeren illustreren de zorg voor het landschappelijk erfgoed over het ganse grondgebied. Qua bouwkundig erfgoed kan Brugge nationaal uitpakken met het oudste stedelijk premiestelsel voor particuliere eigenaars (1877), met de oudste stedelijke adviescommissie voor monumentenzorg (1904), met de eerste dienst voor monumentenzorg (1971) en met de eerste ruimtelijke beleidsplanning op basis van de historische morfologie van de stad (1972).
De erkenning als werelderfgoed was een bevestiging van de aanhoudende investeringen en middelen in ons lokaal erfgoed. Een kwaliteitsvol erfgoedbeleid kunnen voeren is dan ook cruciaal voor onze stad om dit werelderfgoed in stand te houden. De jarenlange inzet in mensen en middelen om een goed lokaal onroerenderfgoedbeleid te voeren zorgt ervoor dat we vandaag over heel wat expertise beschikken, zowel binnen de eigen administratie als bij de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst Raakvlak waarin de stad participeert.
Archeologische opgravingen binnen en buiten het historisch centrum vormen de fundamenten van de stadsgeschiedenis. In 1977 richtte Stad Brugge als één van de eerste steden in Vlaanderen een archeologische dienst op. Sindsdien brengen talloze opgravingen en tentoonstellingen de rijke geschiedenis van de stad tot bij de burger. Na 40 jaar evolueerde de archeologische dienst tot ‘Raakvlak Intergemeentelijke Onroerenderfgoeddienst Brugge en Ommeland’.
Gelijktijdig met de erkenning wordt bij de Vlaamse overheid een jaarlijkse subsidie van 90.000 euro aangevraagd voor de werking als onroerenderfgoedgemeente. Bij een erkenning krijgt de stad meer autonomie en zal ze dus zelf beslissingen nemen op vlak van onroerend erfgoed. De Vlaamse overheid van haar kant beschouwt een erkende onroerenderfgoedgemeente als bevoorrechte samenwerkingspartner bij het nemen van beslissingen.
Uiterlijk op 30 april 2023 neemt Vlaams minister voor Onroerend Erfgoed Matthias Diependaele een beslissing over de erkenning en subsidiëring. Bij een positieve beslissing start de erkenning op 1 juli. Ze geldt voor onbepaalde duur.